by Hanane Dihi
 
Hoe lang geleden is het dat wij naar de bibliotheek gingen om informatie op te zoeken of een kaart op te sturen. En wanneer hebben wij voor het laatst een cd gekocht of een gezelschapsspel gespeeld. Tegenwoordig is er google om informatie op te zoeken en social media om een berichtje te plaatsen. Ook wordt muziek gedownload en er worden steeds meer games gespeeld. En tegenwoordig zijn er ook tomtoms. Dit komt allemaal door de ontwikkeling van Web 1.0 en Web 2.0 maar wat is het precies. Dat zal ik hieronder beschrijven. 

Web 1.0
Het kenmerk van Web 1.0 is dat het statisch. Er was veel informatie maar er was geen plaats voor interactie. Dus gaat de communicatie een kant op. Een voorbeeld hierbij is de startpagina Ilse. Op deze site werd informatie gedeeld maar er was geen communicatie tussen gebruikers.

Web 2.0
Web 2.0 is een stuk dynamischer dan Web 1.0. Internetgebruikers kunnen zelf informatie plaatsen op het internet. Zo kwamen er steeds meer websites die gericht zijn op interactie met gebruikers.

 Voorbeelden van Web 2.0
- Weblog aanbieders - maakt het mogelijk zelf een weblog te beginnen en zo content te genereren
- Vergelijkingssites - behalve het uitvoeren van productvergelijkingen kunnen ook reviews worden toegevoegd
- Marktplaatsen - de gebruiker plaatst zelf content in de vorm van een advertentie
- Online videodiensten - gebruikers plaatsen zelf videomateriaal
- Dagbladen sites - bieden tegenwoordig allemaal een reactie mogelijkheid aan
- Webshops gestuurd op transacties worden de meest uiteenlopende producten aangeboden.

Social media speelt ook een rol in de ontwikkeling van Web 2.0. Hierbij moet je denken aan Facebook, Twitter, LinkedIn etc. Youtube is ook een succesvol concept. Per uur heeft Youtube 41 miljoen kijkers, misschien nog wel meer. Op Youtube kun je ook video’s uploaden. Al met al Web 2.0 heeft veel mogelijkheden gebracht (http://www.isource.nl/isource/nieuws/web_1.0,_web_2.0,_web_3.0..._en_verder%3F)
Foto
Society 3.0
Ik heb nog nooit van het woord Society 3.0 gehoord. De betekenis hiervan is dat onze samenleving in een snel tempo verandert oftewel een netwerksamenleving.  Dat houdt in dat mensen elkaar snel met elkaar verbinden maar ook kennis . Dit komt door het internet en dit leidt tot gelijkwaardige verhoudingen (http://www.movisie.nl/artikel/maatschappelijk-organiseren-society-30).

Erno Mijland heeft Ronald van den Hoff geïnterviewd naar aanleiding van zijn boek over de Society 3.0. Van den Hoff vindt dat wij niet iedereen moeten opleiden voor een kenniseconomie. Er zijn namelijk ook kinderen die graag met hun handen bezig zijn. Wij moeten deze kansen benutten en wij moeten hier gebruik van maken. En zorgen dat kinderen hun talenten ontwikkelen. De maatschappij heeft deze verschillende kwaliteiten nodig. Het moet niet alleen gaan om de vaardigheden. Van den Hoff: “ Een divers team levert altijd meer op dan een uniform team"

In het onderwijs betekent dit dat leerkrachten talenten helpen ontwikkelen en kinderen te coachen. Kinderen moeten vooral zichzelf leren kennen en ze laten ontdekken wat ze willen met hun leven. De basisvaardigheden (lezen, rekenen etc.) blijven belangrijk maar er moet ook aandacht zijn voor de persoonlijke ontwikkeling, presentatievaardigheden (http://www.viviani.nl/useruploads/bibliotheek/pagina/190//201106301456_onderwijs-moet-verbindingen-leggen--bijlage-bij-ict-citaten.pdf)

Ik denk dat het belangrijk is wat Ronald van den Hoff zegt. Kinderen zijn verschillend en die verschillende kwaliteiten moeten wij ook benutten en dat het niet alleen om vaardigheden gaat. Toch vind ik wel dat dit wel gecombineerd moet worden met de 21st Century Skills. Die vaardigheden zijn namelijk ook belangrijk om de kinderen te laten functioneren in onze maatschappij. Ik denk dat de vaardigheid creativiteit gecombineerd kan worden met de verschillende kwaliteiten van kinderen. Kinderen kijken anders tegen bepaalde opdrachten en hebben een andere aanpak. Hierin kun je kinderen ook stimuleren om hun eigen kwaliteiten te gebruiken. Toch ben ik er nog niet helemaal over uit!

Literatuur
* Hilgers. L, van Zadelhoff. T e.a. BoekTweePuntNul  Educos i.s.m Van Buurt Boek
* Hilgers. L, van Zadelhoff. T e.a. HandBoekTweePuntNul  Educos  i.s.m Van Buurt Boek
*http://www.isource.nl/isource/nieuws/web_1.0,_web_2.0,_web_3.0..._en_verder%3F
*http://www.movisie.nl/artikel/maatschappelijk-organiseren-society-30
*http://www.viviani.nl/useruploads/bibliotheek/pagina/190//201106301456_onderwijs-moet-verbindingen-leggen--bijlage-bij-ict-citaten.pdf


 
De innovatietheorie is een theorie van Rogers. Deze theorie zegt iets over de verspreiding van een idee of product binnen een bepaalde groep. In het onderwijs kan dit het gebruik van ICT op de school zijn.

Rogers onderscheidt vijf categorieën, hierdoor kun je goed zien in welke categorie de mensen zitten en of dit in de loopt der tijd verandert. In de afbeelding hieronder zie je de vijf categorieën (http://trendwatchersonline.blogspot.nl/2009/10/samenvatting-van-de-innovatietheorie.html)


Hieronder zal ik de vijf categorieën van Rogers toelichten (http://www.scienceprogress.nl/marketing/diffusie-van-innovatie)

1.   Innovators (2,5 %)
De innovators zijn de mensen die een idee bedacht hebben en dit zelf ook voortzetten. Bijvoorbeeld een leerkracht heeft ontdekt wat je met Gynzy tijdens de lessen kunt doen. Deze leerkracht gaat hiermee aan de slag en probeert dit ook over te brengen aan de rest van het team. Deze kleine groep is ook bereid om risico’s te nemen. Ze zijn gewoon trendsetters.

2.   Early adopters (13,5 %)
De early adopters zijn ook mensen die voorlopen op een trend. Deze groep probeert ook graag dingen uit en ook zij durven risico’s te nemen. De groep is groter dan “ de innovators” maar ze hebben veel voorkennis. Door deze voorkennis kunnen zij mensen overhalen om mee te doen. Dit is ook de reden dat ze veel invloed hebben op de early majority

3.   Early majority ( 34 %)
Deze groep wil graag meedoen maar ze kijken eerst de kat uit de boom.

4.   Late majority (34%)
Deze groep laat de trend eerst helemaal op zich af komen. Ze wachten totdat er een hele groep is en dan pas komen ze erbij.

5.   De laggards (16%)
Dit is de groep van achterblijvers. Deze mensen zullen misschien nooit meedoen aan een trend. Ze willen niet veranderen en daar houden ze niet van. Ze zijn tevreden met de huidige situatie.
Tijdens de minor werd mij gevraagd in welke categorie ik zat en dat is de late majority. Het probleem is namelijk dat ik wel wil veranderen maar ik wacht toch af wat andere doen. Ik denk dat ik zelf het lef niet heb om de eerste stap te nemen. Ik moet zeggen dat er wel verandering in komt. Op stage ben ik nu bezig om de touchscreen meer te gaan gebruiken. Zo ben ik nu bezig met lessen maken in Prowise en Gynzy en dit ga ik in mijn stage klas uitproberen.

Vorige week heb ik in twee kleuterklassen een les gegeven over de dierentuin. Ik heb hierbij een les gemaakt op Prowise. De kinderen waren enthousiast en de leerkrachten ook. De kinderen mochten ook aan de slag met het bord door dieren aan te wijzen op de plattegrond. Naderhand gingen er twee kinderen aan de slag in de bouwhoek en ze hebben zelf een dierentuin gemaakt. In de foto hieronder kun je het resultaat zien.

Volgens Rogers spelen er vijf factoren een rol bij innoveren (Beijers. J & Meester, 2013).

1. Compatibility
Een vernieuwing slaagt als het bij je past. Niet alleen bij jou als individu maar ook bij team. Dus het belangrijk om jezelf af te vragen of de vernieuwing wel bij je past.

2. Profitability
Een vernieuwing slaagt als je er een voordeel in ziet en dat het iets gaat opleveren, dat het succes heeft.

3. Complexity
Als de vernieuwing begrepen wordt dan zal het ook slagen. Als het ingewikkeld is dan zal het niet slagen.

4. Observability
Als je een vernieuwing kan bekijken dan is het kansrijk. Dus ergens gaan kijken waar de vernieuwing al heeft plaatsgevonden.

5. Trialability
Het is ook belangrijk dat je ermee kunt experimenteren. Het moet eerst uitgeprobeerd worden. Denk aan pilots, met elkaar uitwissen en ervan leren.

Ik denk dat het belangrijk is om regelmatig naar deze factoren te kijken. Zo kun je erachter komen hoe jij denkt over innoveren. Eigenlijk hoe jij er in staat. Onze maatschappij blijft ook veranderen. Daardoor moeten wij ook blijven innoveren om het onderwijs te verbeteren.

Literatuur
* Beijers. J & Meester. E (2013) Bijeenkomst Serious Gaming Fontys PABO Tilburg
*http://trendwatchersonline.blogspot.nl/2009/10/samenvatting-van-de-innovatietheorie.html
*http://www.scienceprogress.nl/marketing/diffusie-van-innovatie
 
Het T-PACK model is een afkorting van het concept Technological Pedagogical Content Knowledge.  Khoeler en Mishra zeggen dat leraren die ICT in zijn onderwijs wil integreren, deskundig moet zijn op drie gebieden. Het gaat om de volgende drie componenten: didactiek, vak inhoud en technologie.

Deze componenten moeten niet afzonderlijk gezien worden maar moeten op elkaar afgestemd zijn. Dus kennis en vaardigheden die docenten moeten verwerven om ICT in de lessen te integreren
( Maak kennis met T-PACK, 2010).

Khoeler en Mischa gebruiken het woord “technologie” maar hiermee bedoelen ze niet alleen ICT. Het gaat dan niet alleen om hulpmiddelen zoals een schoolbord en laptop maar het gaat ook om omgevingen waar technologie gebruikt wordt. Dus een elektronische leeromgeving en internet. Het gaat dan om traditionele media en moderne media.

Ik heb eerder al aangegeven dat het T-PACK model uit drie componenten bestaat. Ik ga ze nu kort toelichten. Met vakinhoud wordt bedoeld dat een leraar weet wat er moet worden onderwezen. En hoe dit onderwezen moet worden behoord tot de didactiek. Er wordt ook onderscheid gemaakt tussen vakinhoudelijke- en didactische kennis. Vakinhoudelijke kennis zijn de centrale feiten, concepten, theorieën en procedures. Hoe kinderen leren, hoe leermiddelen ingezet kunnen worden, het evalueren, voorbereiden, uitvoeren en het klassenmanagement behoord tot de didactische kennis. Het is belangrijk dat een leerkracht een balans vind tussen deze drie componenten. De ene component is niet belangrijker  dan het andere component. Dit moet dus samen gezien worden en niet apart.

In de afbeelding hieronder zie je hoe de drie componenten: vakinhoud, didactiek en technologie samenkomen. In het midden komen deze componenten samen en dat is T-PACK. 
Ontwikkelen van TPACK

Garet e.a. (2001) noemen zes factoren die kunnen helpen bij het gebruiken van ICT. Leraren willen ICT wel gebruiken maar ze durven niet, ze voelen zich niet bekwaam, de school heeft gebrek aan materiaal of tijd etc. Allerlei redeneren waarom ICT weinig gebruikt wordt. Deze zes factoren die kunnen helpen bij het gebruiken van ICT.

1. Hoe meer tijd aan ondersteuning en scholing besteed wordt, hoe bete r het resultaat.

2. Hoe meer leraren bezig zijn met vraagstukken waar ze in de uitoefening hun vak mee te maken hebben, hoe hoger de opbrengst.

3. Samenwerking tussen leraren werkt beter dan individuele ondersteuning.

4. Ondersteuning moet gekoppeld worden aan een inhoudsdomein en de doelgroep.

5. Wat geleerd wordt, moet aansluiten bij de visie van de school en de leraren.
6. Voorbeeldmaterialen en “ good practices” werken zeer stimulerend.

Tijdens het bezoek aan kennisnet hebben wij een les gemaakt.  Eerst  kregen wij van Peter Wessel te horen wat het T-PACK model was. Daarna kregen we drie kaartjes: samenwerken, discussie en twitter en deze moesten wij gebruiken om een les te maken. De les gaat al volgt: de kinderen gaan in groepjes aan de slag met een stelling. Ze geven hun mening over de stelling en gaan dan de discussie met elkaar aan. Samen komen ze tot een standpunt. Hiervoor is het belangrijk om samen te werken en naar elkaar te luisteren. Het is belangrijk dat de leerkracht dit duidelijk maakt. Als alle groepjes klaar zijn gaan ze op twitter met de andere groepjes de discussie aan.

Ik begin de les met een aantal stellingen op het bord en dat ik vraag of ze er mee eens zijn of oneens. Hierbij laat ik ze zitten of staan en andere variant is het gebruiken van mentimeter. In het filmpje hieronder kun je zien hoe mentimeter werkt. 

Het enige nadeel is dat alle kinderen internet nodig hebben (smartphone, tablet etc.). Als de kinderen gestemd hebben dan kun je ingaan op de antwoorden en doorvragen waarom ze voor dat antwoord zijn gegaan. Het is ook belangrijk om aan te geven dat kinderen naar elkaar moeten luisteren en elkaar uit laten spreken. Dit is maar een korte introductie om de kinderen er in te laten komen. Daarna gaan de kinderen zelf aan de slag in de groepjes. De stelling schrijft je op het bord en zodat het voor iedereen zichtbaar is. De kinderen vertellen in het kort hun mening en daarna gaan ze met elkaar in discussie. Uiteindelijk komen ze tot een goed argument (eventueel ook meerdere) maar ze moeten het allemaal met elkaar eens zijn. Dus ze moeten elkaar overtuigen. Als afsluiting gaan de kinderen met de andere groepjes met elkaar in discussie op twitter. Bij twitter moeten ze hun argument kort maar krachtig beschrijven omdat er maar een bepaald aantal woorden gebruikt mag worden. Door twitter te gebruiken haal je sociale media in de klas.

Wat ook een leuk idee is om de kinderen eerst individueel te laten stemmen op mentimeter en op het eind weer te laten stemmen. Zo kun je zien of kinderen anders zijn gaan denken over de stelling.

Als ik kijk naar de cirkel van de 21st Century skills dan zie ik het samenwerken terug. Ook ICT geletterdheid komt terug. Kinderen gaan aan het werk met twitter en mentimeter.

Door het T-PACK model te gebruiken ben je bewuster bezig met de drie componenten en de samenhang hier tussen. Het T-PACK model zet je aan het denken over welke keuzes je maakt en of dit wel een meerwaarde heeft of niet. Ik heb nu zelf het T-PACK model gebruikt en ik vond het niet moeilijk om te gebruiken. Het is in het begin wel even nadenken over hoe je gaat beginnen en ik denk ook dat het een meerwaarde is voor het onderwijs.

Literatuur
*Kramer, B. (2013). PowerPoint T-PACK. Tilburg: Fontys PABO
*http://www.kennisnet.nl/themas/21st-century-skills/
* Voogt, J., Fisser, P., & Tondeur, J. (2010). Maak kennis met TPACK. Zoetermeer: Kennisnet.
* Wessels, P. (2013). Bezoek aan Kennisnet. Zoetermeer: Kennisnet
* http://www.youtube.com/watch?v=YQDm7dJLU_s

 
21st Century Skills zijn vaardigheden die wij moeten bezitten om te kunnen functioneren in de 21ste eeuw. In rapport van de universiteit van Twente staat beschreven dat onze maatschappij verandert van een industriële samenleving naar een kennissamenleving. Dat betekent dat wij ons moeten aanpassen aan deze samenleving en hiervoor hebben wij de vaardigheden nodig en dit zijn de 21st Century Skills. ( Voogt.J & Roblin N.P, 2010) . Deze vaardigheden zijn: samenwerken, probleemoplossend vermogen, ICT-geletterdheid, creativiteit, kritisch denken, communiceren en sociale en culturele vaardigheden. Dit kun je ook zien in de afbeelding. 
Op de volgende site http://www.kennisnet.nl/themas/21st-century-skills/ kun je ook veel informatie vinden over de 21st  Century Skills.  Ook wordt er beschreven wat  de zeven vaardigheden inhouden. Hierbij geven ze ook aan welke tools je hierbij kunt gebruiken.  Ik zal het voorbeeld geven over de vaardigheid samenwerken.  Het samenwerken is het gezamenlijk behalen van een doel.  Kinderen vullen elkaar aan, insprireren en ondersteunen elkaar.  De tools die hiervoor gebruikt kunnen worden zijn:

- Om te overleggen: Skype, MSN, Yammer en allerlei chatprogramma's.
- Om te brainstormen: MindMeister.
- Online bestanden uitwisselen: Dropbox, Google Docs en We Transfer.
- Om kinderen samen aan een encyclopedie te laten werken: Wikikids.

Het is belangrijk dat leerkrachten meegaan met de ontwikkelingen en dat ze over deze vaardigheden beschikken. Als wij over deze vaardigheden beschikken dan kunnen wij dit overbrengen aan de kinderen.

Tijdens de les kreeg ik de vraag welke vaardigheid is het belangrijkste. Ik beantwoordde de vraag met ”kritisch denken”. Ik besef nu dat dit niet zo is. Alle vaardigheden hangen met elkaar samen en de ene vaardigheid is niet belangrijker dan de andere vaardigheid. Om probleem oplossend te denken moet je ook kritisch kunnen nadenken maar daarvoor heb je ook sociale culturele vaardigheden nodig etc.

Aukje Meens heeft een gastles gegeven bij de minor. Aukje is leerkracht op het basisonderwijs en ze heeft ook onderwijskunde gestudeerd. Ook heeft ze een spel ontwikkeld, het O21 spel. Het spel gaat over de 21st Century Skills  en het is bedoeld voor leerkrachten en schoolleiders. In het spel komen alle vaardigheden aanbod. Aan de hand van stellingen ga met elkaar de discussie aan over het onderwijs. Op elk kaartje staat ook informatie over de stelling en de stelling wordt ook onderbouwd.

In de klas hebben wij het spel ook gespeeld in een groepje. Iedereen trekt een kaartje en dan ga je met elkaar in gesprek over de stelling. Nadat je de stelling met elkaar besproken hebt, staat er op de achterkant van het kaartje informatie over de stelling. Door het spelen ban het zelf krijg je meer inzicht in de vaardigheden. Ik zou het vooral scholen aanraden die nog geen visie hebben over de vaardigheden in de 21ste eeuw. Door met elkaar in gesprek kom je erachter wat je als team belangrijk vindt. Zo kun je een visie vormen over de 21st Century Skills.

Op de volgende site http://www.yumpu.com/nl/document/view/1486808/21st-century-skills-digitaal

kun je een document lezen over de 21st Century Skills. Het gaat om hoe je kinderen kan leren en opleiden voor de wereld van straks. Hierbij krijg je ook tips hoe je de 21st  Century Skills kan toepassen in de klas. Erg interessant!


Kind, Leren en Media