by Hanane Dihi
 
Vrijdag was de laatste dag van de  minor kind, leren en media en vandaag kijk ik terug op 10 leuke, leerzame en interessante weken.  In dit blog wil ik aandacht besteden aan hoe ik mij heb ontwikkeld de afgelopen weken en wat ik nog wil bereiken. 

Toen ik de eerste dag binnen kwam wist ik eigenlijk niet wat ik moest verwachten maar ik wist wel wat ik wilde leren. Dat was namelijk wat zijn
de mogelijkheden van het touchscreen, wat kun je er allemaal mee? Deze vraag kan ik nu beantwoorden want er zijn heel veel tools die gebruikt kunnen worden in de klas. Prowise en Gynzy zijn hier voorbeelden van. Deze tools heb ik gaan uitproberen in de klas en soms was het een succes en soms heb ik gefaald. Daarheb ik ook weer van geleerd. 

Als ik kijk naar de drie ICT bekwaamheidseisen kijken dan ben ik daarin gegroeid. Voordat dat ik begon aan de minor gebruikte ik alleen het bord als ” krijtbord”. Af en toe gebruikte ik de zandloper en verder ging het ook
niet. Nu gebruik ik ICT in mijn onderwijs, zelfs bij de kleuters. De meeste
leerkrachten zeggen er is weinig voor kleuters op het gebied van ICT maar dat is niet. Ik heb Prowise en Gynzy gebruikt in het kleuteronderwijs. Tijdens de Ted-talk vertelde Melanie over Storybird. Kinderen kunnen daar een verhaal maken en soort van prentenboek. Dit kan ook met kleuters alleen daar ben ik niet aan toe gekomen en dat is wel jammer. 

Mijn professionele ontwikkeling is ook vooruit gegaan. Ik heb mij ontwikkeld op het gebied van ICT. Dit heb ik gedaan door gewoon te doen en uit te proberen. Ik zal niet zeggen dat ik alles al beheers en ik vind dat ik mij moet blijven ontwikkelen. De maatschappij zal blijven veranderen en ik moet dan zelf het initiatief nemen om met deze ontwikkeling mee te gaan. 
 
Als ik kijk naar de theorie van Rogers dan ben ik ook opgeschoven. Eerst zat ik bij de late majority. Ik was vooral een af wachter en nu zit ik bij de early adopters.  Ik heb geleerd om dingen uit te proberen en durf ook risico’s te nemen. Het maakt niet uit of het wel of niet lukt maar ik ben wel een ervaring rijker. Ik ben ook in staat om leerkrachten over te halen om mee te doen. Voor mijn onderzoek ben ik aan de slag gegaan met drie tools. Een van de tools heb ik de leerkrachten van de onderbouw aanbevolen om te gebruiken en dat was Prowise. Ik  heb ze overgehaald om met Prowise aan de slag gegaan en ze zijn er vol nthousiasme mee aan de slag gegaan. Dit wil ik graag koppelen aan ondernemingszin. 

Ik heb zelf ook HetBoekTweePuntNul aangeschaft omdat er een
verzameling van tools in staan die in de klas gebruikt kunnen worden. In mijn  volgende stages en als ik mijn eigen klas heb, wil ik proberen om deze tools te gebruiken. Er worden allerlei tips gegeven en hier zal ik veel aan hebben. 
 
En de hoeden van de Bono ben ik ook niet vergeten. Het is goed om
een probleem of een casus vanuit de verschillende hoeden te bekijken en niet  alleen om de zwarte hoed op te hebben. Tijdens de minor heb ik ook de blauwe hoed opgedaan, terwijl ik geen type ben die voorzitter is en toch heb ik het gedaan. 

Het belangrijkste is, luister naar wat kinderen te zeggen hebben.
Kinderen weten namelijk wat ze willen leren. In mijn eerste jaar van de PABO  zeiden de leerkrachten sluit aan bij de leef- en belevingswereld van kinderen en dit werd meerdere keren herhaald.  Mijn vraag is dan: doen wij dit dan ook? Eigenlijk niet, want de methode moet af, de opdrachten uit het werkboek moeten af etc. Er wordt helemaal volgens de methode gewerkt maar het kan ook op een andere manier. Kinderen komen op school binnen en kunnen met een tablet werken en een smartphone besturen maar toch is “het verboden” op school.   Ik denk dat wij hierover moeten nadenken want kinderen leren ook van een tablet en/ of een smartphone. Zal ik diegene zijn die hier verandering in
brengt? Ik hoop het maar ik beschik nog niet over alle vaardigheden maar het
begin is er!!

 
Tijdens de minor kreeg ik lesaanbod over ondernemingszin. Ik
dacht bij mezelf wat heeft ondernemingszin te maken met het onderwijs. Blijkbaar toch veel! Is er wel ruimte voor ondernemingszin in het onderwijs? In het onderwijs gaat het erom dat leerkrachten kinderen de ruimte moeten geven. Zo ontwikkelen kinderen zich en kunnen ze zich
ontwikkelen.

 Het eerste wat er in mij opkwam bij ondernemingszin is durven te
experimenteren en het lef hiervoor hebben en verder kwam ik niet.  Stefan van Beurden vertelt dat het bij ondernemen belangrijk is om latente talenten (talenten die nog niet ontdekt zijn) te herkennen en het ontwikkelen van erkende talenten. Het gaat er ook om dat je kansen ziet en deze kansen ook grijpt. Ook creativiteit en zelfsturing spelen een grote rol

 Zelfsturing bestaat uit vier factoren
 -   Willen
 Je hebt een eigen wil en je gaat er ook voor. Je bent geen opgever ook al zijn er obstakels en tegenslagen. Soms moet  je ook stappen zetten die niet leuk zijn maar toch doe je het om je doel te  behalen.
 - Kiezen
 Je weet wat je wilt en je kunt je eigen  interesses en behoeftes vertalen in concrete en haalbare doelen. Ook kun je een onderscheid maken tussen belangrijk en minder belangrijk. Je bent in staat om zelfstandige keuzes te maken en speelt in op kansen.
 - Strategieën
Nadat je een doel hebt ga je meteen aan deslag. Je kunt vlot je strategie
 aanpassen als er obstakels op duiken. Ook combineer je verschillend taken.
- Afstand kunnen nemen
 Je ziet wanneer een handeling niet meer tot een doel leidt. Ook houd je het tijdpad in de gaten en deze bewaak je. Je ziet een verband tussen acties en resultaat. 

Zelf heb ik ook een ondernemingstest gedaan en daar kwam de volgende score uit.
Zoals je ziet, scoor ik op het gebied van leiderschap erg laag. Leiderschap wordt als volgt beschreven:
 “Wanneer je sterk bent in zelfsturing en creativiteit straalt dit ook af op de omgeving. Om je originele voorstellen te kunnen realiseren, worden er ook anderen erbij betrokken. Je probeert anderen van je ideeën te overtuigen om hun medewerking te krijgen bij de uitwerking. Je houdt alles in het oog en je beschikt over sociale vaardigheden om iedereen op eenzelfde lijn te krijgen. Anderen mobiliseren, coachen en verantwoordelijkheid dragen voor een initiatief of project maken van iemand een leidersfiguur.

 In beeldtaal ben jij diegene die achter het stuur zit en de anderen mee
vervoert.”

 In de toelichting staat het volgende:
 - Als er iets moet gebeuren, heb je liever dat iemand anders het
voortouw neemt om anderen te mobiliseren en te overtuigen om mee te werken. Je  zult deze persoon wel bijstaan en helpen bij deze taak
 - Wanneer er in groep verschillende voorstellen worden gelanceerd, ben jij niet diegene die een voorstel formuleert waarbij alle ideeën geïntegreerd worden. Een compromis formuleren vind je
moeilijk.
 - In een groepswerk ben je meestal stil. Je hebt niet altijd een
mening over de besproken zaken en als je deze wel hebt, durf je of wil je deze niet in de groep gooien waardoor je weinig invloed uitoefent op de groepsbeslissingen. Je sluit je gemakkelijk aan bij de mening van de
anderen.
 - Je voelt je wel goed bij om iets te organiseren en taken te
verdelen maar bent niet de eerste om deze taak op je te nemen. Is er niemand anders, dan doe jij het wel.
 - Wanneer er in team gewerkt wordt, tracht je het groter geheel
in het oog te houden en de verschillende bijdragen toch zoveel mogelijk bij
elkaar te laten aansluiten. Dit lukt niet altijd doordat je soms opgeslorpt
wordt door je eigen werk.
 - Je wilt anderen wel coachen en begeleiden in hun werkproces
maar schuift het toch liever op iemand anders af.
 - Afhankelijk van de groep neem je de verantwoordelijkheid op
voor een teamopdracht. Je doet dit wel graag maar laat het even graag over aan anderen.

Wat ik hier terug lees hoort echt bij mij. Ik ben niet iemand die graag de leiding neemt. En ik weet van mezelf dat ik ideeën heb en dit laat ik weinig merken in de groep. Misschien wordt het ook tijd om mij hierover heen te
zetten en mezelf te laten zien. Ik moet het gewoon doen en durven.

Ondernemingszin kan gestimuleerd worden. Het gaat dan om de volgende punten:
 -    Een positieve school of leefklimaat.
 -   Een organisatie of omgeving die initiatieven ondersteunt.
 -  Rijke en uitdagende leeromgeving
 -  Stimulerende en ondersteunende begeleiding
 -  Focus op ondernemen

Literatuur
* http://habe.hogent.be/ondernemingszin/

 
Op de site van Edward de Bono staat beschreven dat hij wordt gezien als de toonaangevende autoriteit  in de wereld op het gebied van creatief denken. Hij is grondlegger van het lateraal denken waarin de creativiteit een grote rol speelt. 
 
Edward de Bono is ook de oprichter van de denkhoeden. Hij onderscheidt verschillende manieren waarop je naar problemen en situaties kun kijken. Dit wordt ook wel het conceptueel denken genoemd. Het proces wordt in
zes denkniveaus gesplitst. Dit zijn de zes denkhoeden van de Bono
 
Deze denkhoeden hebben allemaal een andere kijk op een situatie
of probleem. Deze kleur van de hoed geeft aan welke kijk je hebt op een
probleem. De denkhoeden zorgen ervoor dat je een probleem van verschillende kanten ziet en zo ontstaat er een completer beeld. Mensen zijn geneigd om  problemen steeds op dezelfde manier te benaderen en dit is de reden waarom deze techniek is ontwikkeld. Door deze denkhoeden wordt je gedwongen om anders naar een probleem te kijken. 
 
In de afbeelding hieronder staat toegelicht wat de kleuren van de
denkhoeden inhouden.
Wij zijn zelf ook aan de slag gegaan met de hoeden van de
Bono
.  De groep werd in tweeën gesplitst en elke groep kreeg een stelling. Mijn groep kreeg ik de volgende stelling:

Is het hebben van een tatoeage en het
vinden van een representatieve baan een
probleem?


Ik kreeg de blauwe hoed en dat betekent dat ik “de voorzitter” was. Ik moest de leiding nemen, controle houden en samenvatten van het gesprek.  Dit deed ik samen met Nadine, mijn medestudente. De blauwe hoed vind ik erg  lastig omdat ik normaal ook niet snel de leiding zal nemen. Het is ook lastig omdat ik zelf niks mocht inbrengen. Het was vooral het gesprek leiden en zorgen dat iedereen aan het woord komt. De hoed die het beste bij mij past is de rode of de gele hoed. Ik ben positief ingesteld en ik probeer overal het positieve in te zien. Ook laat ik mij leiden door emoties en kan ook dingen vanuit  verschillende mogelijkheden bekijken. 

De Bono is een leuke werkvorm om in de klas te hanteren. De kinderen nemen zo andere rollen in en dat wordt van ze verwacht dat ze in deze rol blijven. Ook moeten ze weten wat de hoeden inhouden en daar naar te  handelen. Kinderen leren om creatief te zijn en kritisch te denken. Natuurlijk  leren ze om een probleem vanuit meerdere kanten te bekijken. 

Literatuur
 *http://edwdebono.com/
 *http://www.kidzz.be/Documenten/Denkhoeden/Denkhoeden%20van%20de%20Bono.pdf



 

 
Hoe lang geleden is het dat wij naar de bibliotheek gingen om informatie op te zoeken of een kaart op te sturen. En wanneer hebben wij voor het laatst een cd gekocht of een gezelschapsspel gespeeld. Tegenwoordig is er google om informatie op te zoeken en social media om een berichtje te plaatsen. Ook wordt muziek gedownload en er worden steeds meer games gespeeld. En tegenwoordig zijn er ook tomtoms. Dit komt allemaal door de ontwikkeling van Web 1.0 en Web 2.0 maar wat is het precies. Dat zal ik hieronder beschrijven. 

Web 1.0
Het kenmerk van Web 1.0 is dat het statisch. Er was veel informatie maar er was geen plaats voor interactie. Dus gaat de communicatie een kant op. Een voorbeeld hierbij is de startpagina Ilse. Op deze site werd informatie gedeeld maar er was geen communicatie tussen gebruikers.

Web 2.0
Web 2.0 is een stuk dynamischer dan Web 1.0. Internetgebruikers kunnen zelf informatie plaatsen op het internet. Zo kwamen er steeds meer websites die gericht zijn op interactie met gebruikers.

 Voorbeelden van Web 2.0
- Weblog aanbieders - maakt het mogelijk zelf een weblog te beginnen en zo content te genereren
- Vergelijkingssites - behalve het uitvoeren van productvergelijkingen kunnen ook reviews worden toegevoegd
- Marktplaatsen - de gebruiker plaatst zelf content in de vorm van een advertentie
- Online videodiensten - gebruikers plaatsen zelf videomateriaal
- Dagbladen sites - bieden tegenwoordig allemaal een reactie mogelijkheid aan
- Webshops gestuurd op transacties worden de meest uiteenlopende producten aangeboden.

Social media speelt ook een rol in de ontwikkeling van Web 2.0. Hierbij moet je denken aan Facebook, Twitter, LinkedIn etc. Youtube is ook een succesvol concept. Per uur heeft Youtube 41 miljoen kijkers, misschien nog wel meer. Op Youtube kun je ook video’s uploaden. Al met al Web 2.0 heeft veel mogelijkheden gebracht (http://www.isource.nl/isource/nieuws/web_1.0,_web_2.0,_web_3.0..._en_verder%3F)
Foto
Society 3.0
Ik heb nog nooit van het woord Society 3.0 gehoord. De betekenis hiervan is dat onze samenleving in een snel tempo verandert oftewel een netwerksamenleving.  Dat houdt in dat mensen elkaar snel met elkaar verbinden maar ook kennis . Dit komt door het internet en dit leidt tot gelijkwaardige verhoudingen (http://www.movisie.nl/artikel/maatschappelijk-organiseren-society-30).

Erno Mijland heeft Ronald van den Hoff geïnterviewd naar aanleiding van zijn boek over de Society 3.0. Van den Hoff vindt dat wij niet iedereen moeten opleiden voor een kenniseconomie. Er zijn namelijk ook kinderen die graag met hun handen bezig zijn. Wij moeten deze kansen benutten en wij moeten hier gebruik van maken. En zorgen dat kinderen hun talenten ontwikkelen. De maatschappij heeft deze verschillende kwaliteiten nodig. Het moet niet alleen gaan om de vaardigheden. Van den Hoff: “ Een divers team levert altijd meer op dan een uniform team"

In het onderwijs betekent dit dat leerkrachten talenten helpen ontwikkelen en kinderen te coachen. Kinderen moeten vooral zichzelf leren kennen en ze laten ontdekken wat ze willen met hun leven. De basisvaardigheden (lezen, rekenen etc.) blijven belangrijk maar er moet ook aandacht zijn voor de persoonlijke ontwikkeling, presentatievaardigheden (http://www.viviani.nl/useruploads/bibliotheek/pagina/190//201106301456_onderwijs-moet-verbindingen-leggen--bijlage-bij-ict-citaten.pdf)

Ik denk dat het belangrijk is wat Ronald van den Hoff zegt. Kinderen zijn verschillend en die verschillende kwaliteiten moeten wij ook benutten en dat het niet alleen om vaardigheden gaat. Toch vind ik wel dat dit wel gecombineerd moet worden met de 21st Century Skills. Die vaardigheden zijn namelijk ook belangrijk om de kinderen te laten functioneren in onze maatschappij. Ik denk dat de vaardigheid creativiteit gecombineerd kan worden met de verschillende kwaliteiten van kinderen. Kinderen kijken anders tegen bepaalde opdrachten en hebben een andere aanpak. Hierin kun je kinderen ook stimuleren om hun eigen kwaliteiten te gebruiken. Toch ben ik er nog niet helemaal over uit!

Literatuur
* Hilgers. L, van Zadelhoff. T e.a. BoekTweePuntNul  Educos i.s.m Van Buurt Boek
* Hilgers. L, van Zadelhoff. T e.a. HandBoekTweePuntNul  Educos  i.s.m Van Buurt Boek
*http://www.isource.nl/isource/nieuws/web_1.0,_web_2.0,_web_3.0..._en_verder%3F
*http://www.movisie.nl/artikel/maatschappelijk-organiseren-society-30
*http://www.viviani.nl/useruploads/bibliotheek/pagina/190//201106301456_onderwijs-moet-verbindingen-leggen--bijlage-bij-ict-citaten.pdf


 
De innovatietheorie is een theorie van Rogers. Deze theorie zegt iets over de verspreiding van een idee of product binnen een bepaalde groep. In het onderwijs kan dit het gebruik van ICT op de school zijn.

Rogers onderscheidt vijf categorieën, hierdoor kun je goed zien in welke categorie de mensen zitten en of dit in de loopt der tijd verandert. In de afbeelding hieronder zie je de vijf categorieën (http://trendwatchersonline.blogspot.nl/2009/10/samenvatting-van-de-innovatietheorie.html)


Hieronder zal ik de vijf categorieën van Rogers toelichten (http://www.scienceprogress.nl/marketing/diffusie-van-innovatie)

1.   Innovators (2,5 %)
De innovators zijn de mensen die een idee bedacht hebben en dit zelf ook voortzetten. Bijvoorbeeld een leerkracht heeft ontdekt wat je met Gynzy tijdens de lessen kunt doen. Deze leerkracht gaat hiermee aan de slag en probeert dit ook over te brengen aan de rest van het team. Deze kleine groep is ook bereid om risico’s te nemen. Ze zijn gewoon trendsetters.

2.   Early adopters (13,5 %)
De early adopters zijn ook mensen die voorlopen op een trend. Deze groep probeert ook graag dingen uit en ook zij durven risico’s te nemen. De groep is groter dan “ de innovators” maar ze hebben veel voorkennis. Door deze voorkennis kunnen zij mensen overhalen om mee te doen. Dit is ook de reden dat ze veel invloed hebben op de early majority

3.   Early majority ( 34 %)
Deze groep wil graag meedoen maar ze kijken eerst de kat uit de boom.

4.   Late majority (34%)
Deze groep laat de trend eerst helemaal op zich af komen. Ze wachten totdat er een hele groep is en dan pas komen ze erbij.

5.   De laggards (16%)
Dit is de groep van achterblijvers. Deze mensen zullen misschien nooit meedoen aan een trend. Ze willen niet veranderen en daar houden ze niet van. Ze zijn tevreden met de huidige situatie.
Tijdens de minor werd mij gevraagd in welke categorie ik zat en dat is de late majority. Het probleem is namelijk dat ik wel wil veranderen maar ik wacht toch af wat andere doen. Ik denk dat ik zelf het lef niet heb om de eerste stap te nemen. Ik moet zeggen dat er wel verandering in komt. Op stage ben ik nu bezig om de touchscreen meer te gaan gebruiken. Zo ben ik nu bezig met lessen maken in Prowise en Gynzy en dit ga ik in mijn stage klas uitproberen.

Vorige week heb ik in twee kleuterklassen een les gegeven over de dierentuin. Ik heb hierbij een les gemaakt op Prowise. De kinderen waren enthousiast en de leerkrachten ook. De kinderen mochten ook aan de slag met het bord door dieren aan te wijzen op de plattegrond. Naderhand gingen er twee kinderen aan de slag in de bouwhoek en ze hebben zelf een dierentuin gemaakt. In de foto hieronder kun je het resultaat zien.

Volgens Rogers spelen er vijf factoren een rol bij innoveren (Beijers. J & Meester, 2013).

1. Compatibility
Een vernieuwing slaagt als het bij je past. Niet alleen bij jou als individu maar ook bij team. Dus het belangrijk om jezelf af te vragen of de vernieuwing wel bij je past.

2. Profitability
Een vernieuwing slaagt als je er een voordeel in ziet en dat het iets gaat opleveren, dat het succes heeft.

3. Complexity
Als de vernieuwing begrepen wordt dan zal het ook slagen. Als het ingewikkeld is dan zal het niet slagen.

4. Observability
Als je een vernieuwing kan bekijken dan is het kansrijk. Dus ergens gaan kijken waar de vernieuwing al heeft plaatsgevonden.

5. Trialability
Het is ook belangrijk dat je ermee kunt experimenteren. Het moet eerst uitgeprobeerd worden. Denk aan pilots, met elkaar uitwissen en ervan leren.

Ik denk dat het belangrijk is om regelmatig naar deze factoren te kijken. Zo kun je erachter komen hoe jij denkt over innoveren. Eigenlijk hoe jij er in staat. Onze maatschappij blijft ook veranderen. Daardoor moeten wij ook blijven innoveren om het onderwijs te verbeteren.

Literatuur
* Beijers. J & Meester. E (2013) Bijeenkomst Serious Gaming Fontys PABO Tilburg
*http://trendwatchersonline.blogspot.nl/2009/10/samenvatting-van-de-innovatietheorie.html
*http://www.scienceprogress.nl/marketing/diffusie-van-innovatie
 
Het T-PACK model is een afkorting van het concept Technological Pedagogical Content Knowledge.  Khoeler en Mishra zeggen dat leraren die ICT in zijn onderwijs wil integreren, deskundig moet zijn op drie gebieden. Het gaat om de volgende drie componenten: didactiek, vak inhoud en technologie.

Deze componenten moeten niet afzonderlijk gezien worden maar moeten op elkaar afgestemd zijn. Dus kennis en vaardigheden die docenten moeten verwerven om ICT in de lessen te integreren
( Maak kennis met T-PACK, 2010).

Khoeler en Mischa gebruiken het woord “technologie” maar hiermee bedoelen ze niet alleen ICT. Het gaat dan niet alleen om hulpmiddelen zoals een schoolbord en laptop maar het gaat ook om omgevingen waar technologie gebruikt wordt. Dus een elektronische leeromgeving en internet. Het gaat dan om traditionele media en moderne media.

Ik heb eerder al aangegeven dat het T-PACK model uit drie componenten bestaat. Ik ga ze nu kort toelichten. Met vakinhoud wordt bedoeld dat een leraar weet wat er moet worden onderwezen. En hoe dit onderwezen moet worden behoord tot de didactiek. Er wordt ook onderscheid gemaakt tussen vakinhoudelijke- en didactische kennis. Vakinhoudelijke kennis zijn de centrale feiten, concepten, theorieën en procedures. Hoe kinderen leren, hoe leermiddelen ingezet kunnen worden, het evalueren, voorbereiden, uitvoeren en het klassenmanagement behoord tot de didactische kennis. Het is belangrijk dat een leerkracht een balans vind tussen deze drie componenten. De ene component is niet belangrijker  dan het andere component. Dit moet dus samen gezien worden en niet apart.

In de afbeelding hieronder zie je hoe de drie componenten: vakinhoud, didactiek en technologie samenkomen. In het midden komen deze componenten samen en dat is T-PACK. 
Ontwikkelen van TPACK

Garet e.a. (2001) noemen zes factoren die kunnen helpen bij het gebruiken van ICT. Leraren willen ICT wel gebruiken maar ze durven niet, ze voelen zich niet bekwaam, de school heeft gebrek aan materiaal of tijd etc. Allerlei redeneren waarom ICT weinig gebruikt wordt. Deze zes factoren die kunnen helpen bij het gebruiken van ICT.

1. Hoe meer tijd aan ondersteuning en scholing besteed wordt, hoe bete r het resultaat.

2. Hoe meer leraren bezig zijn met vraagstukken waar ze in de uitoefening hun vak mee te maken hebben, hoe hoger de opbrengst.

3. Samenwerking tussen leraren werkt beter dan individuele ondersteuning.

4. Ondersteuning moet gekoppeld worden aan een inhoudsdomein en de doelgroep.

5. Wat geleerd wordt, moet aansluiten bij de visie van de school en de leraren.
6. Voorbeeldmaterialen en “ good practices” werken zeer stimulerend.

Tijdens het bezoek aan kennisnet hebben wij een les gemaakt.  Eerst  kregen wij van Peter Wessel te horen wat het T-PACK model was. Daarna kregen we drie kaartjes: samenwerken, discussie en twitter en deze moesten wij gebruiken om een les te maken. De les gaat al volgt: de kinderen gaan in groepjes aan de slag met een stelling. Ze geven hun mening over de stelling en gaan dan de discussie met elkaar aan. Samen komen ze tot een standpunt. Hiervoor is het belangrijk om samen te werken en naar elkaar te luisteren. Het is belangrijk dat de leerkracht dit duidelijk maakt. Als alle groepjes klaar zijn gaan ze op twitter met de andere groepjes de discussie aan.

Ik begin de les met een aantal stellingen op het bord en dat ik vraag of ze er mee eens zijn of oneens. Hierbij laat ik ze zitten of staan en andere variant is het gebruiken van mentimeter. In het filmpje hieronder kun je zien hoe mentimeter werkt. 

Het enige nadeel is dat alle kinderen internet nodig hebben (smartphone, tablet etc.). Als de kinderen gestemd hebben dan kun je ingaan op de antwoorden en doorvragen waarom ze voor dat antwoord zijn gegaan. Het is ook belangrijk om aan te geven dat kinderen naar elkaar moeten luisteren en elkaar uit laten spreken. Dit is maar een korte introductie om de kinderen er in te laten komen. Daarna gaan de kinderen zelf aan de slag in de groepjes. De stelling schrijft je op het bord en zodat het voor iedereen zichtbaar is. De kinderen vertellen in het kort hun mening en daarna gaan ze met elkaar in discussie. Uiteindelijk komen ze tot een goed argument (eventueel ook meerdere) maar ze moeten het allemaal met elkaar eens zijn. Dus ze moeten elkaar overtuigen. Als afsluiting gaan de kinderen met de andere groepjes met elkaar in discussie op twitter. Bij twitter moeten ze hun argument kort maar krachtig beschrijven omdat er maar een bepaald aantal woorden gebruikt mag worden. Door twitter te gebruiken haal je sociale media in de klas.

Wat ook een leuk idee is om de kinderen eerst individueel te laten stemmen op mentimeter en op het eind weer te laten stemmen. Zo kun je zien of kinderen anders zijn gaan denken over de stelling.

Als ik kijk naar de cirkel van de 21st Century skills dan zie ik het samenwerken terug. Ook ICT geletterdheid komt terug. Kinderen gaan aan het werk met twitter en mentimeter.

Door het T-PACK model te gebruiken ben je bewuster bezig met de drie componenten en de samenhang hier tussen. Het T-PACK model zet je aan het denken over welke keuzes je maakt en of dit wel een meerwaarde heeft of niet. Ik heb nu zelf het T-PACK model gebruikt en ik vond het niet moeilijk om te gebruiken. Het is in het begin wel even nadenken over hoe je gaat beginnen en ik denk ook dat het een meerwaarde is voor het onderwijs.

Literatuur
*Kramer, B. (2013). PowerPoint T-PACK. Tilburg: Fontys PABO
*http://www.kennisnet.nl/themas/21st-century-skills/
* Voogt, J., Fisser, P., & Tondeur, J. (2010). Maak kennis met TPACK. Zoetermeer: Kennisnet.
* Wessels, P. (2013). Bezoek aan Kennisnet. Zoetermeer: Kennisnet
* http://www.youtube.com/watch?v=YQDm7dJLU_s

 
21st Century Skills zijn vaardigheden die wij moeten bezitten om te kunnen functioneren in de 21ste eeuw. In rapport van de universiteit van Twente staat beschreven dat onze maatschappij verandert van een industriële samenleving naar een kennissamenleving. Dat betekent dat wij ons moeten aanpassen aan deze samenleving en hiervoor hebben wij de vaardigheden nodig en dit zijn de 21st Century Skills. ( Voogt.J & Roblin N.P, 2010) . Deze vaardigheden zijn: samenwerken, probleemoplossend vermogen, ICT-geletterdheid, creativiteit, kritisch denken, communiceren en sociale en culturele vaardigheden. Dit kun je ook zien in de afbeelding. 
Op de volgende site http://www.kennisnet.nl/themas/21st-century-skills/ kun je ook veel informatie vinden over de 21st  Century Skills.  Ook wordt er beschreven wat  de zeven vaardigheden inhouden. Hierbij geven ze ook aan welke tools je hierbij kunt gebruiken.  Ik zal het voorbeeld geven over de vaardigheid samenwerken.  Het samenwerken is het gezamenlijk behalen van een doel.  Kinderen vullen elkaar aan, insprireren en ondersteunen elkaar.  De tools die hiervoor gebruikt kunnen worden zijn:

- Om te overleggen: Skype, MSN, Yammer en allerlei chatprogramma's.
- Om te brainstormen: MindMeister.
- Online bestanden uitwisselen: Dropbox, Google Docs en We Transfer.
- Om kinderen samen aan een encyclopedie te laten werken: Wikikids.

Het is belangrijk dat leerkrachten meegaan met de ontwikkelingen en dat ze over deze vaardigheden beschikken. Als wij over deze vaardigheden beschikken dan kunnen wij dit overbrengen aan de kinderen.

Tijdens de les kreeg ik de vraag welke vaardigheid is het belangrijkste. Ik beantwoordde de vraag met ”kritisch denken”. Ik besef nu dat dit niet zo is. Alle vaardigheden hangen met elkaar samen en de ene vaardigheid is niet belangrijker dan de andere vaardigheid. Om probleem oplossend te denken moet je ook kritisch kunnen nadenken maar daarvoor heb je ook sociale culturele vaardigheden nodig etc.

Aukje Meens heeft een gastles gegeven bij de minor. Aukje is leerkracht op het basisonderwijs en ze heeft ook onderwijskunde gestudeerd. Ook heeft ze een spel ontwikkeld, het O21 spel. Het spel gaat over de 21st Century Skills  en het is bedoeld voor leerkrachten en schoolleiders. In het spel komen alle vaardigheden aanbod. Aan de hand van stellingen ga met elkaar de discussie aan over het onderwijs. Op elk kaartje staat ook informatie over de stelling en de stelling wordt ook onderbouwd.

In de klas hebben wij het spel ook gespeeld in een groepje. Iedereen trekt een kaartje en dan ga je met elkaar in gesprek over de stelling. Nadat je de stelling met elkaar besproken hebt, staat er op de achterkant van het kaartje informatie over de stelling. Door het spelen ban het zelf krijg je meer inzicht in de vaardigheden. Ik zou het vooral scholen aanraden die nog geen visie hebben over de vaardigheden in de 21ste eeuw. Door met elkaar in gesprek kom je erachter wat je als team belangrijk vindt. Zo kun je een visie vormen over de 21st Century Skills.

Op de volgende site http://www.yumpu.com/nl/document/view/1486808/21st-century-skills-digitaal

kun je een document lezen over de 21st Century Skills. Het gaat om hoe je kinderen kan leren en opleiden voor de wereld van straks. Hierbij krijg je ook tips hoe je de 21st  Century Skills kan toepassen in de klas. Erg interessant!

 
Foto
De vier in balans tool
Afgelopen week heb ik de vier in balans tool ingevuld. Het vier in balansmodel is tot stand gekomen door wetenschappelijk onderzoek. Het model beschrijft met welke aspecten instellingen rekening moeten houden. Kennisnet heeft het model verbreed. Nu wordt er niet alleen gekeken naar de inzet van ICT in het leren maar ook naar de organisatie, het sturen en het verantwoorden. Er wordt steeds meer nadruk te liggen op het gebruik van ICT en het rendement. Bij het rendement wordt er gekeken naar vier bouwstenen: visie, deskundigheid, inhoud en toepassingen en de ICT infrastructuur (vier in balansmonitor, 2012)

1. Visie
Dit houdt in de school een opvatting heeft over kwalitatief goed en doelmatig onderwijs en de wijze waarop dit gerealiseerd gaat worden. Het gaat ook om de rol van de medewerkers, kinderen en hun ouders.

2.Deskundigheid
Dit gaat over de benodigde competenties:
-  ICT bekwaamheid van leerkrachten. Het gaat om kennis, kunde en houding tegenover ICT. Het pedagogisch didactisch handelen, het werken in de schoolcontext als eigen professionele ontwikkeling speelt hier een rol.
- Ook de deskundigheid van managers en bestuurders om ICT in te zetten speelt een rol.
- Als laatste de deskundigheid van het onderwijs steunend personeel om ICT te laten werken voor leraren en managers.

3. Infrastructuur
Dit gaat over de beschikbaarheid en kwaliteit van hardware, netwerken en internet binnen het onderwijs. Het gaat om vaste en draadloze verbindingen, digitale schoolborden, bureaucomputers, laptops, tablets en mobiele telefoons maar ook om servers en internetverbindingen.

4. Inhoud en toepassing
De informatie, educatieve software die gebruikt worden in een onderwijsinstelling.
- Digitaal leermateriaal
- Digitale stuur- en verantwoordingsinformatie
- Educatieve softwarepakketten en ICT systemen zoals een elektronische leeromgeving, leerling administratie en – volgsysteem.
-  Generieke kantoortoepassingen en apps, roosterpakketten en HRM tools

Het is belangrijk om deze vier bouwstenen op elkaar af te stemmen. Het vraagt wel om leiderschap om het aan te sturen en om juiste keuzes te maken en om de samenwerking binnen en buiten de onderwijsinstelling zo efficiënt en effectief mogelijk in te kunnen zetten.

Ik vind de vier in balans tool handig voor leerkrachten. Als je dit invult dan krijg je een individuele rapportage en daaruit blijkt hoe jij ervoor staat op het gebied van ICT in het onderwijs. De vier in balans tool bestaat eerst uit twee filmpjes en daarbij moet je vier vragen invullen. Daarna gaat de tool over tot stellingen die je moet beantwoorden. Het fijne aan de vier in balans tool is dat je een individuele rapportage krijgt maar er is een mogelijkheid om een team rapportage te maken. De rest van het team moet dan wel de vragen beantwoorden. Zo krijg je wel een beeld van ICT op school.

Uit mijn scan is gebleken is dat mijn huidige situatie gericht is op kennisoverdracht (80 %) en 20% op kennisconstructie. Mijn ambitie is wel om over te gaan naar kennisconstructie (80%). Mijn huidige situatie wijkt af van mijn ambities in de toekomst. Uit de uitkomst blijkt ook dat ik het eens ben met de opvattingen die passen bij een constructivistische wijze van leren en onderwijzen. Dit komt overeen met kennisconstructie. Onder kennisoverdracht horen leervormen als instructie en gestructureerd oefenen en bij kennisconstructie horen leervormen als onderzoekend leren en “leren” leren.

Bij alle vier bouwstenen: visie, deskundigheid, digitaal leermateriaal en infrastructuur kom ik uit op beginnend. Ik merk dat er ontwikkeling in zit. Zo weet ik nu meer over digitaal leermateriaal zoals Prowise en Gynzy.

ICT- bekwaamheid
Gisteren ben ik ook naar Kennisnet geweest in Zoetermeer. Hier kreeg ik informatie over de ICT- bekwaamheid van leraren. De ICT bekwaamheid bestaat uit drie kerntaken: pedagogische- didactisch handelen, werken in de schoolcontext en de professionele ontwikkeling. Dit valt in het vier in balans model onder deskundigheid. De drie onderdelen zijn met elkaar verbonden en in het midden bevindt zich de ICT- bekwaamheid. Dit zie je ook terug in het plaatje. In groepjes zijn wij aan de slag gegaan door met elkaar in gesprek te gaan met behulp van stellingen (ICT- bekwaamheid van leraren, oktober 2012). 
Het pedagogisch- didactisch handelen
Het pedagogisch- didactisch handelen is dat leraren hun onderwijs ondersteunen met hulpmiddelen. Het gaat er dan om dat ze rekening houden dat kinderen opgroeien in het digitale tijdperk. Ze een verbinding leggen tussen leerdoel, werkvorm en de inzet van ICT- hulpmiddelen en ze kunnen uitleggen wat de meerwaarde van ICT is in het onderwijs. De stelling die bij het pedagogisch- handelen hoort is: leraren zijn in staat om de verbinding te leggen tussen leerdoel, werkvorm, en ICT-middel.

 Ik vind dat leraren deze verbinding moeten leggen en hierbij is het belangrijk dat ICT een middel is een geen doel. ICT is een hulpmiddel om kinderen te helpen bij hun ontwikkeling in verschillende vakgebieden. Het is een hulpmiddel om een doel te bereiken! En een leraar moet inzien dat ICT een meerwaarde kan hebben in het onderwijs. Dus een leraar moet weten waarom ICT een meerwaarde heeft een waarom hij of zij kiest om ICT te gebruiken.

Werken in de schoolcontext
Werken in de schoolcontext houdt in dat leren hun werk organiseren en verantwoorden met behulp van ICT- middelen. Zo kunnen ze administratieve zaken digitaal vastleggen, beheren en delen. De voortgang van leerlingen maken ze digitaal zichtbaar en volgen dit ook digitaal. En ze communiceren digitaal

Mijn stageschool heeft ook een “ facebook” pagina. Hier kunnen ouders dan volgen wat er op school gedaan wordt. Ook krijgen de ouders de nieuwsbrief digitaal.

Professionele ontwikkeling
Leraren onderhouden en ontwikkelen hun eigen vakbekwaamheid met behulp van ICT- hulpmiddelen. Dit valt onder de professionele ontwikkeling. Hierbij kregen wij de volgende stelling:
leraren blijven op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op hun vakgebied door relevante digitale bronnen te raadplegen”

Wat mijn groepje ook belangrijk vindt is dat leraren op de hoogte moeten blijven op het gebied van ICT en hiervoor moeten ze digitale bronnen raadplegen. Hierbij vinden wij het belangrijk dat ze deze informatie met elkaar moeten delen. Regelmatig aan tafel aanschuiven om te bespreken wat deze ontwikkelingen zijn en hoe dit toegepast kan worden in het onderwijs.

Ik ga nu bijna elke week in gesprek met mijn mentor over de mogelijkheden op het gebied van ICT. Zo is zij ook op de hoogte van de mogelijkheden. De komende weken ga ik ook onderzoeken welke tools er in de kleuterklas ingezet kunnen worden tijdens taalactiviteiten in de kring. Dit ga ik uit proberen in de verschillende kleuterklassen. Daarna wil ik met de leerkrachten in gesprek gaan over wat ze van het tools vinden.  Zo hou ik ze op de hoogte en dan hoop ik dat ze dit zelf ook gaan toepassen.

De digitale basisvaardigheden
Ik vind dat het belangrijk dat leerkrachten de digitale basisvaardigheden moeten beheersen. Volgens www.mediawijzer.net, 2012, zijn deze basisvaardigheden een voorwaarde om ICT effectief te gebruiken in het onderwijs.

In de praktijk betekent dit dat
-  Leraren kunnen apparaten, software en toepassingen gebruiken. Hierbij moet je denken aan het gebruiken van digitaal schoolbord, digitale apparatuur, bestanden kunnen beheren, kunnen werken met standaard kantoor toepassingen, werken met een digitale leeromgeving etc.
- Kunnen omgaan met digitale communicatiemiddelen
- Kunnen participeren in sociale netwerken
-  Hun weg kunnen vinden op het internet (ICT- bekwaamheid van leraren, oktober 2012) 
Foto
Dagje Kennisnet

Natuurlijk ging het niet alleen over de theorie maar mocht ik  zelf ook rondlopen en uitproberen.  Bij Kennisnet hebben ze verschillende dingen zoals: robots, 3D printers, Ipads en smartphones. De robot vond ik zelf heel bijzonder.  Het is heel bizar als je ziet dat de robot danst en loopt.  Ik vond ze er wel heel schattig uitzien en ze waren niet groot.

Er is ook een tafel waar “een grote Ipad” in zit. Het lijkt net alsof je een groot bordspel hebt. Hier kun je verschillende spelletjes spelen. Dit kan alleen, in tweetallen of met zijn vieren.  Zo is er een spelletje waar je kunt oefenen met argumenten, feiten en meningen.  Ik kreeg een vraag en dan moest ik aanklikken of het een feit, mening of argument was.  Ik kreeg meteen te zien of het antwoord goed of fout was. Ook kreeg ik uitleg waarom het antwoord goed of fout was.

Wat ik fijn vind is dat er ook competitie in zit. Dit daagt kinderen uit om zoveel mogelijk punten te halen. Ik zou dit wel in mijn klas willen omdat je er vier kinderen aan kunt laten werken en dit kunnen ze zelfstandig doen.  

Ook heb ik een QR code gemaakt.  Ik heb op google QR generator opgezocht en ging ik naar de volgende site http://www.qrstuff.com/. Daar heb ik een link geplaatst en een kleur gekozen voor de QR code.  En dan kun je het downloaden. En dit is het resultaat. Ik zou zeggen scan de QR code en dan zie je waar mijn QR code naar verwijst!

Literatuur
*Wessels. P (2013).  Bezoek Kennisnet, Zoetermeer: Kennisnet
*Kennisnet. (2012). Vier in balans monitor 2012. Zoetermeer: Kennisnet.
*Kennisnet. (2012). ICT-bekwaamheid van leraren. Zoetermeer: Kennisnet.
* www.mediawijzer.net
* http://www.qrstuff.com/



 
Hier Vandaag blik ik terug op deze week. Het was de eerste week van de minor kind, leren en media.  Een onderdeel dat deze week aanbod kwam was "mediawijsheid". Het eerste waar ik aan dacht was: "Hoe moet je omgaan met media? Maar dat is het niet alleen.  De site mediawijzer  geeft de volgende definitie: " Mediawijsheid staat voor alle competenties die je nodig hebt om actief en bewust mee te doen aan de mediasamenleving" (http://www.mediawijsheid.nl/disclaimer-links/over-mediawijsheidnl/)

Mediawijsheid wordt onderverdeeld in 10 competenties:
  1. Inzicht hebben in medialisering van de samenleving
  2. Begrijpen hoe media wordt gemaakt
  3. Zien hoe media de werkelijkheid kleurt
  4. Apparaten, software en toepassingen gebruiken
  5. Oriënteren binnen mediaomgevingen
  6. Informatie vinden en verwerken
  7. Content creëren
  8. Participeren in sociale netwerken
  9. Reflecteren op het eigen mediagebruik
  10. Doelen realiseren met media

De laatste tijd hoor je vaak dat kinderen via social media gepest worden. In een artikel van de Volkskrant staat geschreven dat twee derde van de kinderen gepest wordt op internet.  Dit is gebleken uit een onderzoek van digibewust.  Digibewust is een organisatie die veilig internet gebruikt stimuleert.  Kinderen krijgen steeds meer nare ervaringen op internet zoals: gepest via social media, online opgelicht worden etc. (http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2694/Tech-Media/article/detail/3388670/2013/02/05/Twee-derde-van-kinderen-op-internet-gepest.dhtml) 

Ik denk ook dat de taak bij de leerkracht ligt om kinderen hierover de informeren.  Een mogelijke hulpmiddel is het mediawijsheidspel van H. van Schie.  Het lijkt op ganzenbord en het is interactief en informatief.  Zelf heb ik het spel ook gespeeld en ik vond het erg leuk.  Bij bepaalde vakjes krijg je een vraag en dat heeft betrekking op social media.  Als je de vraag goed hebt dan wordt je beloond door stapjes vooruit te gaan en als het fout is dan ga je een stapjes terug.  Het leuke van het spel is dat kinderen het zelfstandig in een klein groepje kunnen spelen en er zit een soort van "competitie"  in.  Hierdoor wil je het spel winnen.  Op de volgende site : http://ict-idee.blogspot.nl/2012/10/129-een-informatief-online.html , kun je een beschrijving vinden van het spel en de spelregels. Ik zou het zeker aanraden op het in de bovenbouw te spelen!

Tegenwoordig kunnen wij er niet meer om heen. Media maakt deel uit van onze samenleving. De kinderen groeien op met smartphones, tablets en social media. Ik vind dat kinderen moeten weten wat de mogelijkheden zijn van media: de voor- en nadelen.  Deze competenties dragen daar aan bij.  Ik denk dat als kinderen deze competenties beheersen ze mediawijzer zijn.  Het is dan ook belangrijk om van jongs af aan kinderen te informeren over media. Op jonge leeftijd pakken de kinderen sneller dingen op en ik vind dat als de kinderen naar de middelbare school gaan ze deze competenties moeten beheersen. Op de middelbare school wordt er meer van kinderen verwacht op het gebied van media. Bij verslagen moet er goede bronnen gebruikt worden etc. Als de kinderen dit op de basisschool al krijgen dan beheersen ze het op de  middelbare school.  

In deze filmpjes hieronder is te zien wat kinderen vinden over mediawijsheid, een voorbeeld les van mediawijsheid en  tips over een les mediawijsheid. Ik denk dat het als leerkracht ook fijn is om te weten hoe kinderen over mediawijsheid denken omdat je hierop kunt inspelen tijdens lessen. 

Kind, Leren en Media